Oordeel zelf
500 jaar Reformatie. In feite ook een verhaal van continue controverse rondom leiderschapsintegriteit. De Here Jezus confronteerde religieuze leiders al met de waarheid. Paulus en de zijnen hadden er eveneens mee te stellen. En voorbij Luther gaat het nog steeds door.
Hoe trouw schapen volgen, blijkt telkens weer uit hun keuze tussen loyaliteit aan zittend leiderschap en tradities of de waarheid die aan het licht komt.
Dit laatste is best lastig omdat het niet altijd direct duidelijk is wat voor vlees je in de kuip hebt. En of je inderdaad vlees in de kerk-kuip hebt…
De keuze voor loyaliteit heeft wel een houdbaarheidsdatum. Mensen zijn immers feilbaar en niemand is onberispelijk. Hoe indrukwekkend iemand ook lijkt (qua opleiding, charisma, ‘zalving’, en wat heb je allemaal?), onze kennis blijkt altijd weer beperkt, net als de woorden die we doorgeven namens God (1 Kor. 13:9). Eigenlijk maar goed ook. Dit houdt ons namelijk allemaal afhankelijk van God en van elkaar. En die snoei geeft bloei blijkt wel uit de Reformatie.
Monddode mondigen
Helaas brengt scheiden ook lijden. Daarbij wordt de onmacht van niet-loyale personen meestal vergroot in tijden van tumult wanneer het klassieke pleidooi klinkt om toch vooral maar niet te oordelen. Het hij-die-zonder-zonde-is-werpe-de-eerste-steen argument lijkt doorslaggevend.
Wanneer loyaliteit regeert over waarheid, hopen slachtoffers en critici vaak vergeefs op bijval van andere leiders om misstanden aan de kaak te stellen. Temeer omdat leiderschap in kwestie geneigd is eigen vlees te keuren door enkel bevriende leiders in te schakelen, om zo een slachtpartij te voorkomen.
Leiders die wat verder af staan, weten misschien wel dat dingen niet Bijbels worden afgehandeld (of soms zelfs tegen de wet ingaan), maar stellen zich dan vaak op als een soort freelancer in Gods Koninkrijk: zich afzijdig houdend met het excuus zich te richten op hun eigen werkveld. Niemand lijkt op zo’n moment zijn vingers te willen branden. Laat staan een collega-leider op de vingers te tikken. Maar juist dat taboe (lees: gebrek aan gezamenlijk verantwoordelijkheidsbesef voor het Lichaam van Christus), speelt ons parten. Want komt een en ander eenmaal via de pers naar buiten, dan verliest iedereen.
Ik kwam dezelfde, schrijnende verhalen tegen in mijn onderzoek voor de Universiteit van Roehampton naar de geestelijke, psychologische en fysieke effecten van (nood)gedwongen kerkverlating op gelovigen. Terugkerende thema’s waren o.a. een gebrek aan rechte sporen trekken, het wegkijken van collega-leiders en het stellen van kerkbelangen voor die van het individu. Ook argumenten van ‘niet oordelen’ en ‘de weg van de liefde gaan’ worden genoemd als klassieke dooddoeners die menig kerkverlater en/of slachtoffer monddood maken.
Oordelen is niet hetzelfde als stenen gooien
Boeiend is wel dat in de maatschappij een gedegen, onafhankelijk onderzoek heel normaal is. Alleen een aangeleerd christelijk gedachtegoed kent een ‘niet oordelen’ standaard, al is dit op basis van Bijbeltjeprik.
De context van het stenen-gooi-citaat is een overspelvoorval dat door religieuze leiders aan de Here Jezus wordt voorgelegd (Joh. 8:2). Uit meerdere tekstgedeelten weten we dat deze Farizeeën Jezus nogal eens probeerden te strikken. Het lijkt niet aannemelijk dat zij Jezus nu om advies vroegen. Het was eerder een test om te zien wat deze iets-te-populaire-rabbi (die hun reputatie zo vaak in diskrediet bracht) hierover zou zeggen. Dit eigen-gerechtigheidsaspect wordt door de veelgeciteerde opmerking duidelijk.
Om deze reden is het wijs niet hetzelfde argument op te voeren om anderen te overtuigen. Ten eerste waren leiders met een dubbel motief de stenengooiende partij in deze passage. Ten tweede hebben gedupeerden meestal niet letterlijke lijfstraffen op de agenda staan maar vragen gewoon om iemand die recht spreekt.
Helemaal niet oordelen is eigenlijk onmogelijk. Je kan niet eens kinderen opvoeden zonder te oordelen. De muren bij ons in huis zouden dan ook met banaan en jam gekleurd zijn als ik niet af en toe eens een oordeel velde ten aanzien van bepaald gedrag. En, ja, dat betekent dat iemand soms niet meer mee mag kleien. En omdat God een Vader is, verwacht Hij eveneens dat wij Zijn huis op orde houden. Stenigen hoort daar niet bij. Onbehoorlijk gedrag veroordelen wel.
Oordelen mag. Nee, oordelen moet!
De Bijbel vertelt ons dat wij niet alleen onszelf dienen te oordelen om niet onder Gods oordeel te komen (1 Kor. 11:31-32), maar is ook degenen die ons voorgaan in het geloof. De criteria waaraan zij behoren te voldoen zouden niet kunnen worden gehanteerd als we niet zouden mogen oordelen over wat we zien in iemands leven.
We worden dus opgedragen om opzieners en diakenen te beoordelen (1 Tim. 3) en profeten te beproeven (1 Joh. 4:1-3). Ook voorgangers dienen verantwoording af te leggen — juist omdat zij waken over de zielen van de schapen (Hebreeën 13:17).
De laatste tekst wordt dikwijls selectief geciteerd: het “gehoorzaamt uw voorgangers” deel. Het rekenschap afleggen reserveren we liever voor God. Toch is het onmogelijk te letten ‘op het einde van hun wandel’ (Heb. 13:7) zonder een vorm van oordeel.
Natuurlijk is het onbijbels om iemand lukraak te veroordelen zonder een kans om zich te verdedigen (Joh. 7:51). En twee of drie getuigen aandragen om een zaak hard te maken, is ook Bijbels (1 Tim. 5:19). Maar juist dat laatste noemt het Woord specifiek wanneer het gaat over leiders. Weer geldt: Als we überhaupt niet zouden mogen oordelen als gelovigen, dan zou zo’n instructie ons feitelijk aanzetten tot zonde. En dat lijkt me sterk.
Oordelen mag dus niet alleen, Jezus Zelf draagt ons op: ‘oordeel met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7:24).
Iets niet zorgvuldig tot de bodem uitzoeken uit angst om verkeerd te oordelen, ontslaat het Lichaam van Christus niet om orde op zaken te stellen. Verzuimen een uitspraak te doen waar het nodig is om een voorbeeld te stellen en veiligheid te creëren voor de rest van de kudde, is impliciet een oordeel vellen: een gedogend, onrechtvaardig oordeel van vrijspraak.
Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid
Waarom dit belangrijk is? De wereld kijkt toe. En als wij er wel prat op gaan ‘Zijn Koninkrijk’ te zoeken, maar daar niet ‘Zijn gerechtigheid’ aan toevoegen door onrecht aan de kaak te stellen, dan is elk verlangen zich te stellen onder onze Koning weg.
Vandaar dat we weten wat er speelde in de gemeenten van het Nieuwe Testament, juist omdat er niets werd bedekt of stilgehouden. Apostelen van toen maakten dit expres openbaar. Waar leiders de fout ingingen werd gezegd: ‘Wijs hen die zondigen, in tegenwoordigheid van allen terecht, opdat ook de anderen vrees zullen hebben’ (1 Tim. 5:18). Hoe sterk zou het zijn als we vanuit de gedachte dat we één Koninkrijk zijn en één Lichaam, zouden gaan voor een rechtvaardige beoordeling?
Geen leider zou bang moeten zijn wanneer de waarheid naar buiten komt. Bijbels leiderschap is niet zoals werelds leiderschap: een survival of the fittest. Het is een survival of the finest!
Controverse is dé gelegenheid om te laten zien dat het christenen niet gaat om eigen naam, eer, bediening of salarisbehoud (omdat mensen zouden kunnen weglopen). De veiligheid van de schapen is juist geborgd als leiders transparant genoeg blijven om Christus volledig zichtbaar te houden in hun leven. Dan blijven we op ons best. En dan ziet ook de wereld: het gaat alleen maar om Christus, om Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid.